‘William schrok op toen ze op een middag na het college bij zijn elleboog verscheen en zei: ‘Hallo. Ik ben Julia.’ ‘William. Hoi.’ Hij moest zijn keel schrapen. Het kon weleens het eerste zijn wat hij die dag had gezegd. Het meisje keek hem met grote, ernstige ogen aan. Hij zag dat er honingkleurige lokken in haar bruine haar verschenen als het zonlicht erop viel. Ze leek verlicht te worden, vanbuiten en vanbinnen.’
Uit: Je bent prachtig, Ann Napolitano